In mei publiceert Blikvangen het artikel Kunsttijdschrift DOOS waarin DOOS nummer twee (juli 1988) wordt geopend voor de lezers. Dat levert heel wat reacties op, en heel veel vragen, ook bij ons. Hoe kwam dat tijdschrift tot stand, hoeveel edities zijn er geweest, welke kunstenaars, welke kunstwerken, en zijn de dozen nog te koop?
Afgelopen zaterdag sprak ik eindelijk met twee van de vier oprichters van Stichting DOOS: John van Leeuwen en Ben Koster.
We zijn in de lente van 1988 samen met Jenneke ter Horst en Rob Maan begonnen. We hadden allemaal een achtergrond als vormgever. We wilden een kunsttijdschrift in een opvallende vorm, niet plat, een tijdschrift waarin alles kon. Een doosje lucifers bracht ons op het idee van “doos”.
We legden de man driehonderd gulden op tafel, en zijn aan de slag gegaan. We benaderden kunstenaars, fotografen, architecten en vormgevers uit onze kennissenkring, bestelden na wat rekenwerk vierduizend kleine doosjes en honderd omdozen in Amsterdam, en stuurden die vervolgens naar de kunstenaars die zich hadden aangemeld. Ieder kreeg wat extra doosjes voor de nodige proeven en mislukkingen. De doosjes konden geheel naar eigen inzicht worden gevuld of bewerkt. Er werd maar één eis gesteld: ze moeten alle vrijwel hetzelfde zijn. Het ging immers om kunst in oplage. Per post hielden we contact. Nadat alle bewerkte en gevulde doosjes waren teruggekomen, werden deze verdeeld over de omdozen. Elke omdoos bevatte dan veertig unieke kunstwerken.
De eerste doos is in een oplage van negentig exemplaren gepubliceerd en verkocht ten kantore van het vormgevingsbureau j.a.m. [dЗæm] op het Île de la Cité te Rotterdam, het Noordereiland dus. En ook bij Boekhandel v/h Van Gennep aan de Oude Binnenweg. DOOS 1 was binnen een week uitverkocht.
Van alle latere edities zijn honderd exemplaren gemaakt. Een hoop werk. Veertig waren nodig voor de contributanten zelf, twee voor de stichting, en dan bleven er dus achtenvijftig over voor de verkoop. Elke doos werd voor fl. 200 verkocht. Het geld wat overbleef werd gebruikt voor de volgende editie. Er werd niets verdiend, maar dat was ook niet de bedoeling. Bij latere uitgaven werd een OverDOOS gedrukt, waarin nieuws van Stichting DOOS, en informatie over de deelnemende kunstenaars werd gepubliceerd.
De ambitie was hoog. Elke editie moest een andere vorm hebben. DOOS zes (zie de foto boven) was een piramide met veertig kleine piramides voor de bijdragen. De toppiramide was van hout, en met vier uitstekende staafjes die door de omdoos staken werd het geheel bijeen gehouden èn was het draagbaar. Een andere editie bestond uit kubussen. Maar je kunt geen veertig evengrote kubussen in een kubusvormige omdoos kwijt. De derdemachtswortel van veertig is geen heel getal. Dit werd opgelost door een aantal doosjes in een kleine kubus te passen. Leuk puzzelwerk, het specialisme van Ben met zijn achtergrond als industrieel vormgever. Er is ook een doorzichtige plastic DOOS gemaakt, maar alle andere waren van karton.
Van de bijdragende kunstenaars werd een professionele houding verwacht. Geen goedbedoeld amateurisme. Er werd, ondanks het groot aantal benodigde bijdragen, een selectie toegepast. Er deden dan ook serieuze schilders, beeldend kunstenaars, fotografen, architecten en dichters mee. Anne Vegter, Hans Wap, Ries van Wendel de Joode of Jan Oudenaarden bijvoorbeeld. Sommigen die wij aanschreven hielden de boot af, zoals Hans Verweij. Misschien vonden zij DOOS toch te speels. En honderd doosjes bewerken is ook een hoop werk.
De voorspelling van Wim Crouwel (toenmalig directeur van Museum Boijmans Van Beuningen) dat DOOS de tien niet zou halen is helaas uitgekomen. Er zijn negen edities verschenen. De laatste is onder grote belangstelling ten doop gehouden in De Kunsthal. In 1993 is er nog een overzichtstentoonstelling van DOOS geweest in een leegstaand kantoor aan de Witte de Withstraat.
Er zijn twee speciale DOOS-edities gemaakt. Eén editie is gemaakt als relatiegeschenk voor een bedrijf. En één speciale editie is door vijftien vrienden gemaakt voor het huwelijk van John. Met restdoosjes.
Ben en John hebben veel materiaal meegenomen. Officiële foto’s van de eerste edities, OverDOOS-drukwerk, visitekaartjes. En kopieën van krantenartikelen. Er was blijkbaar veel publiciteit. Waarom is Stichting DOOS gestopt?
DOOS heeft inderdaad veel publiciteit opgeleverd. Artikelen in De Volkskrant, NRC, Het Vrije Volk, en exposities in Boijmans Van Beuningen of een kunstbeurs in Nürnberg.
Maar uiteindelijk werd er te weinig geld verdiend om door te gaan. We wilden bijvoorbeeld een chiquere DOOS maken, niet van karton of ander goedkoop materiaal, maar daarvoor ontbrak het geld, en subsidie kregen we niet. De laatste DOOS werd gepresenteerd in de Kunsthal, waar honderden mensen kwamen. Dat kost ook veel geld, en dat was dus op. Ondanks de prima verkoop.
Bij het meegenomen materiaal zit ook een DOOS nummer één, de voorlaatste van de twee die Stichting DOOS indertijd zelf hield.
Uit deze DOOS citeer ik hier een willekeurig pareltje: Neus en Boord. Een zeer kort verhaaltje in vijf hoofdstukjes van Clara Linders met illustraties van Geerten ten Bosch. Hoofdstuk één luidt:
‘Was er maar een huisje’, zuchtte Neus., ‘dat zo klein is dat ik er eigenlijk alleen maar kan zitten. Samen met Boord.’
Neus rent altijd rond, alleen als hij muziek maakt zit hij stil. ‘Het moet helemaal alleen staan’, zei Boord, ‘want als we in de stad wonen, gaan we er op den duur toch bijhoren en dat wil ik liever niet.’
Zo een huisje was er. Het stond aan de rand van de stad bij het waterbassin. Met twee stoelen en een tafel was het vol. Sinds de watertoren was afgebroken kwam er niemand meer. Maar het grote bassin stond nog altijd vol water.
Neus en Boord huurden het huisje.
Voor het vervolg moet je DOOS één raadplegen. En zo zijn er dus nog negenendertig parels, alleen al in deze editie.
heb 6 dozen in mijn bezit sinds einde jaren tachtig…….met veel enthousiasme toen kunnnen aanschaffen….nu echter gezien mijn leeftijd wil ik ze gaarne verkopen….wie heeft interesse…..vr. gr.